Uitgedrukt in volume zijn drankverpakkingen verreweg de belangrijkste categorie in het zwerfafval. Het aandeel plastic flesjes is ongeveer 15 procent. Alle drankverpakkingen nemen samen ongeveer de helft van het zwerfafval voor hun rekening. Zwerfafval wordt echter vaak gemeten in aantallen. Een peuk of een parkeerbonnetje telt dan net zo zwaar als een plastic fles of een vette hamburger. Hierdoor lijkt het aandeel drankverpakkingen heel klein, omdat er (in aantallen) veel meer peuken en kauwgom in het zwerfafval zitten. Met een eerlijke meetmethode blijkt het aandeel drankverpakkingen in het zwerfafval dus dominant. Het heffen van statiegeld op kleine plastic flesjes kan dus heel effectief zijn.
Zwerfafval is gedefinieerd als ‘afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op die plaatsen is terecht gekomen’ [
Deelconvenant Zwerfafval, 2002]. De vraag is hierbij waarom zwerfafval wordt gezien als een - groot - probleem? Het antwoord is tweeledig. Enerzijds veroorzaakt zwerfafval veel irritatie, omdat de positieve beleving van de buitenruimte wordt aangetast. Anderzijds veroorzaakt zwerfafval aanzienlijke kosten, omdat het afval moet worden opgeruimd.
Wanneer het gaat om het in kaart brengen van het zwerfafvalprobleem zouden die twee gezichtspunten dan ook bepalend moeten zijn bij de 'monitoring' (het meten van zwerfafval).
Waar het gaat om de kosten voor het opruimen van (zwerf)afval is de hoeveelheid ruimte die het afval inneemt in de vuilniswagen de bepalende factor. Het gaat dus vooral om het volume en de kosten laten zich het best meten in euro per m
3. De irritatie aan zwerfafval wordt vooral bepaald door de zichtbaarheid en de opvallendheid van het afval. Het gaat daarbij om het gedeelte van de straat of de natuur dat ingenomen is door zwerfafval: het gedeelte dat er ‘vervuild’ uitziet. Bepalend is hierbij dus de oppervlakte of het volume en de monitoring zou dat dus ook als basis moeten nemen. Zo bezien is monitoring in stuks per vierkante meter niet functioneel: het geeft niet de juiste verhoudingen aan van de componenten in het zwerfafval.
Wordt er per stuk gemeten, dan is het aandeel peuken en kauwgom enorm. Ze nemen echter een bescheiden volume in. Bovendien vragen kauwgom en sigarettenpeuken om een specifieke behandeling wegens de grote hoeveelheid, de kleine afmeting en de moeilijkheid om deze componenten te verwijderen. Het is dan ook terecht dat de Nederlandse monitoring deze componenten afzonderlijk beschouwd. Drankverpakkingen blijken dan een groot aandeel te hebben in de totale hoeveelheid zwerfafval. Zelfs gemeten in stuks per vierkante meter blijken drankverpakkingen een aandeel van maar liefst 23% te hebben in de totale hoeveelheid zwerfafval exclusief peuken en kauwgom [
Oranjewoud, 2008].
Volumemeting
Het Amerikaanse Container Recycling Institute (CRI) heeft in de Verenigde Staten onderzoek gedaan naar de hoeveelheid zwerfafval uitgedrukt in volume. Geconcludeerd werd dat het zwerfafval in de VS voor ongeveer de helft uit drankverpakkingen (blikjes en flesjes) bestaat [
CRI, 2010b]. Er zullen waarschijnlijk duidelijke verschillen zijn tussen de samenstelling van het zwerfafval in Nederland en de VS. Toch laat ook onderzoek in Nederland zien, dat Nederlanders zich het meest storen aan het zwerfafval van drankverpakkingen, met name blikjes en plastic flesjes [
Milieu Centraal, 2010].
Ook wanneer de resultaten van de Nederlandse stuks-meting worden omgerekend naar volume blijkt het aandeel van drankverpakkingen dominant.
Plastic flesjes en blikjes zijn relatief volumineus en bepalen daardoor circa 30% van het totale zwerfafvalvolume. En het totaal aan drankverpakkingen vormt ongeveer de helft van het zwerfafval als gemeten wordt in volume-eenheden. Het diagram hieronder laat zien hoe de samenstelling van het zwerfafval er verder uit ziet wanneer wordt gekeken naar volume (m
3/m
2) in plaats van aantal stuks [
Bureau B&G, 2010, op basis van Oranjewoud, 2008].
Totaal aantal stuks
Er zijn in Nederland geen metingen uitgevoerd naar de totale hoeveelheid zwerfafval die jaarlijks wordt veroorzaakt. Noch in volume, noch in gewicht of stuks. Op basis van gedragsonderzoek is in 2001 in opdracht van de landelijke overheid wel berekend hoeveel blikjes en flesjes er jaarlijks in het zwerfafval terechtkomen. Het bleek te gaan om meer dan 3% van de op de markt gekomen hoeveelheid: jaarlijks kwamen er ongeveer 50 miljoen blikjes en flesjes in het zwerfafval terecht [
CE, 2001]. Het gedragsonderzoek liet in de jaren daarna zien dat ondanks de bewustwordings campagnes er geen daling kon worden vastgesteld van het aandeel blikjes en flesjes dat zwerfafval werd. Integendeel, in het laatste monitoring rapport werd vastgesteld dat het aantal personen dat dit zwerfafval veroorzaakte in 2005 niet was afgenomen, maar significant was toegenomen. In 2006 werd gestopt met het jaarlijkse onderzoek, zodat niet duidelijk is in hoeverre er sindsdien een gedragsverbetering is geweest.
Wel is bekend dat de hoeveelheid blikjes en plastic flesjes die jaarlijks op de markt wordt gezet zeer sterk groeit. Daarbij gaat het voor zowel blikjes als voor plastic flesjes om een toename van bijna 50% sinds 2005. En specifiek voor plastic flesjes is de groei sinds het referentiejaar 2000 nog aanzienlijk groter [
Canadean, 2011]. Zonder gedragsverandering zou de hoeveelheid blikjes en plastic flesjes die jaarlijks in het zwerfafval terechtkomen verdubbeld kunnen zijn tot 100 miljoen stuks. We weten het niet. Wel weten we dat marktonderzoeksbureau Canadean een verdere stijging verwacht van zowel de hoeveelheid blikjes als de hoeveelheid plastic flesjes die worden verkocht [
Canadean, 2011].
Ga naar pagina:
Kosten > Deel dit op